Сергей Павлик - Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения
– De dokter.
– De dokter? – vraagt de burgemeester verbaasd.
Ja, – zegt oma, – Toen ik 20 was, zei de dokter:
Helemaal uitkleden en ga maar liggen. Toen ik 40 was, zei de dokter: bloesje uit en ga maar zitten. En toen ik 80 was, zei de dokter: steek je tong maar uit en blijf maar staan.
Twee tanden
(Два зуба)
Een man komt terug van de tandarts (мужчина возвращается от зубного врача) en ontmoet een vriend op straat (и встречает друга на улице; ontmoeten – /случайно/ встретить).
– En hoe was het? – vraagt de vriend (и как это было = как все прошло, спрашивает друг).
– De tandarts heeft twee tanden moeten trekken (зубному врачу пришлось два зуба вырвать; trekken – тянуть, тащить; дергать, выдергивать) in plaats van één (вместо одного), – zegt de man (говорит мужчина).
– Waarom (почему)?
– Hij kon niet teruggeven van vijfentwintig euro (он не мог дать сдачи с 25 евро; terug – назад, обратно).
Een man komt terug van de tandarts en ontmoet een vriend op straat.
– En hoe was het? – vraagt de vriend.
– De tandarts heeft twee tanden moeten trekken in plaats van één, – zegt de man.
– Waarom?
– Hij kon niet teruggeven van vijfentwintig euro.
Interessant stukje
(Интересная статейка)
Jan en Karel zitten rustig de krant te lezen (Ян и Карел сидят и мирно/спокойно читают газету; rust – отдых, покой; спокойствие, мир, тишина).
Jan begint ineens een stukje uit de krant te scheuren (Ян начинает внезапно вырывать один кусочек из газеты; inéens – сразу, за один раз; внезапно; немедленно; scheuren – рвать, разрывать). Karel vraagt hem (Карел спрашивает его):
– Interessant stukje (интересная статейка)? Vertel: waarover gaat het (расскажи, о чем это/о чем идет речь)?
Jan: – Over een man die zijn vrouw gedood heeft (о мужчине, который убил свою жену; doden – убивать) omdat ze de gewoonte had (потому что она имела привычку) zijn zakken te doorzoeken (обыскивать его карманы).
Karel knikt, maar kan niet goed volgen (Карел кивает, но не может хорошо уследить/понять; volgen – следовать; следить /за мыслью/) waarom Jan het stukje uitknipt (почему Ян вырезает статейку; uitknippen – вырезать, выкраивать).
– En wat ga je daar nu mee doen (и что ты с ней собираешься теперь делать)?
– Het in een van mijn zakken steken (это в один из моих карманов вложить/засунуть).
Jan en Karel zitten rustig de krant te lezen. Jan begint ineens een stukje uit de krant te scheuren. Karel vraagt hem:
– Interessant stukje? Vertel: waarover gaat het?
Jan: – Over een man die zijn vrouw gedood heeft omdat ze de gewoonte had zijn zakken te doorzoeken.
Karel knikt, maar kan niet goed volgen waarom Jan het stukje uitknipt.
– En wat ga je daar nu mee doen?
– Het in een van mijn zakken steken.
Onwaarschijnlijke geschiedenis
(Невероятная история)
Een Engelsman en een Amerikaan wedden (англичанин и американец спорят) wie de meest „onwaarschijnlijke” geschiedenis kan vertellen (кто может рассказать наиболее невероятную историю).
De Amerikaan begint (американец начинает; beginnen – начинать; приступать):
– Er was eens een Amerikaanse heer (жил-был один американский джентльмен; heer – господин)…
– Jij hebt gewonnen, – zegt de Engelsman (ты выиграл, говорит англичанин; winnen – выигрывать).
Een Engelsman en een Amerikaan wedden wie de meest „onwaarschijnlijke” geschiedenis kan vertellen.
De Amerikaan begint:
– Er was eens een Amerikaanse heer …
– Jij hebt gewonnen, – zegt de Engelsman.
In de klas
(В классе)
Glimlachend (улыбаясь; glimlachen – улыбаться, усмехаться) tikt de leraar geschiedenis (постукивает учитель истории; tikken – стучать; тикать) op zijn lessenaar (по своему пюпитру) en spreekt de totaal ongeïnteresseerde klas toe (и говорит совершенно незаинтересованному классу):
– Wanneer de jongelui (если бы молодые люди) op de achterste banken (на задних партах) net zo rustig waren (были столь же спокойны) als de jongelui op de middelste banken (как молодые люди на средних партах) die stripboeken zitten te lezen (которые сидят и читают: «сидят читать» иллюстрированные книжки; strip – полоса, рейка; комикс) zouden de jongelui hier vooraan tenminste ongestoord verder kunnen slapen (смогли бы молодые люди здесь впереди, по крайней мере, без помех дальше спать = продолжать спать)!
Glimlachend tikt de leraar geschiedenis op zijn lessenaar en spreekt de totaal ongeïnteresseerde klas toe:
– Wanneer de jongelui op de achterste banken net zo rustig waren als de jongelui op de middelste banken, die stripboeken zitten te lezen, zouden de jongelui hier vooraan tenminste ongestoord verder kunnen slapen!
Ali Baba
(Али-Баба)
Er komt een man bij de balie van de belastingdienst (подходит мужчина к стойке в налоговой инспекции; belasting – нагрузка, загрузка; обложение, налог; dienst – служба).
– Ik zou graag Ali willen spreken (я бы хотел поговорить с Али; graag – охотно, с удовольствием).
De medewerker van de belastingdienst zegt (служащий налоговой службы говорит):
– Ali, welke Ali (Али, какой/который Али)?
Waarop de man zegt (на что мужчина говорит):
– Ali-Baba wil ik spreken en snel (с Али-Бабой я хочу говорить, и быстро = срочно)!
De medewerker van de belastingdienst antwoordt korzelig (сотрудник налоговой службы отвечает раздраженно):
– Er werkt hier geen Ali-Baba (здесь не работает никакой Али-Баба).
Waarop de man antwoordt (на что мужчина отвечает):
– Dan wil ik graag één van de andere veertig rovers spreken (тогда я хотел бы с одним из других сорока разбойников поговорить: «хочу я с удовольствием…»)!
Er komt een man bij de balie van de belastingdienst.
– Ik zou graag Ali willen spreken.
De medewerker van de belastingdienst zegt:
– Ali, welke Ali?
Waarop de man zegt:
– Ali-Baba wil ik spreken en snel!
De medewerker van de belastingdienst antwoordt korzelig:
– Er werkt hier geen Ali-Baba.
Waarop de man antwoordt:
– Dan wil ik graag één van de andere veertig rovers spreken!
Monniken
(Монахи)
Drie boeddhistische monniken leven teruggetrokken (три монаха-буддиста живут уединенно; terugtrekken – повертывать назад, отступать; уединяться; terug – назад; trekken – тянуть, тащить) op een berg (на горе). Na vier jaar is er eindelijk een van hen die het woord neemt (спустя четыре года один из них, наконец-то, заговорил: «после четырех лет есть, наконец-то, один из них, кто слово берет»):
– Heb je dat mooie zwarte paard gezien (ты видел ту красивую черную лошадь) dat voorbij galoppeerde (что мимо пронеслась галопом)?
Drie jaar later zegt de tweede monnik (три года спустя говорит второй монах):
– Het was een wit paard (это была белая лошадь)!
Tien jaar later staat de derde monnik op en zegt (десять лет спустя встает третий монах и говорит):
– Als jullie tweeën blijven kibbelen (если вы двое продолжаете спорить = будете продолжать спорить; kibbelen – спорить/перебраниваться из-за пустяков), ben ik weg (я ушел = ухожу: «я прочь»)!
Drie boeddhistische monniken leven teruggetrokken op een berg. Na vier jaar is er eindelijk een van hen die het woord neemt:
– Heb je dat mooie zwarte paard gezien dat voorbij galoppeerde?
Drie jaar later zegt de tweede monnik:
– Het was een wit paard!
Tien jaar later staat de derde monnik op en zegt:
– Als jullie tweeën blijven kibbelen, ben ik weg!
Euro
(Евро)
Komt een vader op het gemeentehuis (приходит отец в ратушу; gemeente – община; муниципалитет; /церковный/ приход) en wil zijn pasgeboren zoon aanmelden (и хочет своего недавно родившегося сына записать: «заявить»; pas – только что, как раз; geboren zijn/worden – родиться). De bediende vraagt hoe hij heten zal (служащий спрашивает, как он называться будет = как его будут звать).
– Euro, – zegt de vader (Евро, говорит отец).
– Die naam komt niet in mijn lijst met mogelijke namen voor (то имя не находится в моем списке с возможными именами; voorkomen – случаться, происходить; встречаться, упоминаться, значиться), en bovendien is Euro de benaming van geld (и, кроме того, евро является наименованием денег).
– Dat is raar (это странно), – zegt de vader (говорит отец). – Met mijn twee vorige zonen heb ik helemaal geen problemen gehad (с моими двумя предыдущими сыновьями я вовсе не имел проблем).
– Hoe noemen ze dan (как зовут их тогда = и как же их зовут)? – vraagt de bediende (спрашивает служащий).
– Mark en Frank! – zegt de vader.
Komt een vader op het gemeentehuis en wil zijn pasgeboren zoon aanmelden. De bediende vraagt hoe hij heten zal.
– Euro, – zegt de vader.
– Die naam komt niet in mijn lijst met mogelijke namen voor en bovendien is Euro de benaming van geld.
– Dat is raar, – zegt de vader. – Met mijn twee vorige zonen heb ik helemaal geen problemen gehad.
– Hoe noemen ze dan? – vraagt de bediende.
– Mark en Frank! – zegt de vader.
Onduidelijk
(Нечетко)
Tijdens een proefwerk (во время контрольной работы) betrapt de leraar Joris herhaaldelijk op spieken (ловит учитель Йориса постоянно на списывании; betrappen – поймать, застать; уличить /ор – в/; herhaaldelijk – неоднократно; spieken – /школ./ сдувать, сдирать, списывать). Hij buldert (он кричит; bulderen – грохотать /об орудии/; бушевать /о шторме/; греметь /о голосе/):
– Dat is nu al voor de derde keer dat ik je naar andermans blad zie kijken (это теперь уже в третий раз, что я тебя в чужой листок вижу смотреть = что я тебя вижу смотрящим в чужую тетрадь)!
– Ik kan er niets aan doen, meester (я ничего с этим не могу поделать, учитель), hij schrijft zo onduidelijk (он пишет так нечетко/неразборчиво; schrijven – писать; duidelijk – ясный, понятный; четкий; duiden – толковать, объяснять; указывать /ор – на/)!
Tijdens een proefwerk betrapt de leraar Joris herhaaldelijk op spieken. Hij buldert:
– Dat is nu al voor de derde keer dat ik je naar andermans blad zie kijken!
– Ik kan er niets aan doen, meester, hij schrijft zo onduidelijk!
Dicht bij huis
(Близко к дому)
Jan maakte zijn huiswerk en moest weten waar Rusland ligt (Ян делал свое домашнее задание и должен был узнать, где находится: «лежит» Россия). Hij vroeg het aan zijn vader (он спросил это у своего отца; vragen) die even diep nadacht en toen antwoordde (который глубоко задумался и потом ответил; nadenken – размышлять, раздумывать /over – о/):